Subsidiekader

D. De eis van een wettelijke grondslag voor subsidieverstrekking

Artikel 4:23, lid 1 Awb vereist in beginsel een regeling voor subsidieverstrekking bij wettelijk voorschrift. Een wettelijk voorschrift is een regeling van een orgaan dat aan de Grondwet of een wet in formele zin regelgevende bevoegdheid ontleent. Met andere woorden: in een algemeen verbindend voorschrift moet zijn terug te vinden voor welke activiteiten en onder welke voorwaarden subsidie kan worden verstrekt. De subsidieregeling kan dus zijn neergelegd in een wet in formele zin of ministeriele regeling dan wel in een decentrale autonome verordening. Als deze wettelijke grondslag voor subsidieverstrekking ontbreekt, is het bestuursorgaan onbevoegd om subsidie te verstrekken. Ook heeft de eis van de wettelijke grondslag tot gevolg dat niet tot subsidiering mag worden overgegaan, wanneer niet aan de in de subsidieregeling voorgeschreven voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen is voldaan.

Een voorbeeld van een regeling voor subsidieverstrekking is de Subsidieregeling Corona Sportfonds 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen. Daaruit volgt dat subsidie kan worden aangevraagd door een organisatie of sportevenementenorganisator, zodat zij vanwege de coronacrisis niet failliet gaan en deel blijven uitmaken van een vitale sportinfrastructuur in Nijmegen. Uit artikel 4 van deze subsidieregeling volgen de subsidiecriteria. Zo moet de aanvrager van de subsidie (onder andere) een organisatie zijn die zich als hoofddoel stelt om voor iedereen toegankelijke sport- en beweegactiviteiten te verrichten en moet de aanvrager kunnen aantonen dat al een beroep is gedaan op de beschikbare landelijke, provinciale en lokale maatregelen die zijn ingesteld t.b.v. COVID-19. Deze subsidieregeling is gebaseerd op artikel 3, lid 5 van de Nijmeegse Kaderverordening Subsidies.

De eis van een wettelijke grondslag voor subsidieverstrekking geldt voor alle drie de bestuursorganen, dus ook voor de buitenwettelijke b-bestuursorganen. Bij de buitenwettelijke b-bestuursorganen doet zich echter een probleem voor. Deze bestuursorganen hebben per definitie niet bij wettelijk voorschrift de bevoegdheid toegekend gekregen om algemeen verbindende voorschriften vast te stellen. Subsidiebesluiten genomen door buitenwettelijk b-bestuursorganen zijn daarom in strijd met artikel 4:23, lid 1 Awb. Dit heeft tot gevolg dat buitenwettelijke b-bestuursorganen onbevoegd zijn om subsidies te verstrekken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit bevestigt in de SCE1-uitspraak.

Hoe kan dit gebrek aan een wettelijke grondslag voor subsidieverstrekking worden opgelost?

Op het niveau van de Rijksoverheid kan in een wettelijke grondslag worden voorzien. De privaatrechtelijke rechtspersoon krijgt dan bij of krachtens de wet de bevoegdheid om subsidies te verlenen. In feite wordt het buitenwettelijke b-bestuursorgaan dan omgetoverd tot wettelijk b-bestuursorgaan (zie ‘is er sprake van een wettelijk b-bestuursorgaan?’ (stap 2)).

Op het niveau van de decentrale overheid (provincie of gemeente) is dit een stuk lastiger. Dit komt doordat de Provincie- en Gemeentewet een gesloten stelsel van bevoegdheidstoedeling kennen. Dit stelsel houdt in dat bevoegdheden ingevolge artikel 152, lid 1 Provinciewet en artikel 156, lid 1 Gemeentewet alleen kunnen worden overgedragen aan de organen die in de Provincie- en Gemeentewet worden genoemd. De bevoegdheid tot subsidiëren kan daarom niet door middel van attributie of delegatie aan privaatrechtelijke rechtspersonen worden toegekend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft dit bevestigd in de SCE2-uitspraak. In deze uitspraak draagt de Afdeling bestuursrechtspraak ook twee mogelijke oplossingen voor. Ten eerste kan de bevoegdheid tot subsidiëren wel worden gedelegeerd indien de privaatrechtelijke rechtspersoon wordt ingericht als bestuurscommissie volgens art. 81 Provinciewet en art. 83 Gemeentewet. Een tweede optie is om aan de privaatrechtelijke rechtspersoon mandaat te verlenen om subsidies in naam van het betrokken bestuursorgaan te verstrekken (zie titel 10:1, afdeling 10.1.1. Awb). Het verlenen van mandaat heeft strikt genomen wel tot gevolg dat er geen sprake meer van een afstand tussen de privaatrechtelijke entiteit en de overheid. Een voorbeeld van een revolverend fonds dat naar aanleiding van de SCE-uitspraak mandaat is toegekend betreft het Brabant C Fonds. In het Mandaatbesluit Brabant C is neergelegd dat Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant aan de directeur van het Brabant C Fonds mandaat verlenen voor de verstrekking van subsidie op grond van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant paragraaf 11 en 12.. Het is ook mogelijk om een privaatrechtelijke rechtspersoon in te zetten als adviseur in de zin van afdeling 3.3 Awb zodat zij advies kan geven over ingediende subsidieaanvragen.​​​​​