Voucher
- Herkenbaar karakter
- Bereiken van een groot aantal ontvangers
- Vermindering administratieve lasten
- Betrekken van stakeholders
- Inzetten specifieke expertise
- Laagdrempelig voor ontvangers
- Risicospreiding
- Mogelijk complexe (juridische) vormgeving
- Afhankelijkheid van externe organisaties
- Versnipperd juridisch kader
- Risico op fraude
- Hoge transactiekosten
A. Wat is het instrument: de voucher?
De voucher is een laagdrempelig financieringsinstrument dat voornamelijk wordt ingezet om ontvangers, zowel particulieren als ondernemers, te voorzien van één specifieke dienst of activiteit.
De overheid financiert een voucher die staat voor een vooraf bepaalde waarde. De ontvanger kan de voucher vervolgens inzetten om een door de overheid bepaalde dienst of activiteit af te nemen bij een externe organisatie. De verstrekking van vouchers is gericht op beleidsdoelstellingen van de overheid. Bijvoorbeeld een voucher waarmee ontvangers hun huis kunnen verduurzamen of scholingscursussen kunnen volgen. De voucher kan dan worden ingezet bij een externe organisatie (een bouwmarkt of een opleidingsinstituut) om led-lampen aan te schaffen of een cursus te volgen. Daarnaast wordt de voucher vaak ingezet om specifieke kennis en expertise op de juiste plek te krijgen. Deze veelvoorkomende vorm van de voucher wordt ook wel de ‘kennisvoucher’ genoemd. Een kennisvoucher kan door een ontvanger worden ingeleverd bij een organisatie om advies in te winnen. Dit advies is dan gericht op activiteiten van de ontvanger die bijdragen aan het realiseren van beleidsdoelstellingen van de overheid. Bijvoorbeeld een advies van een kennisinstelling met betrekking tot het verduurzamen van zijn onderneming.
Wanneer de overheid vouchers gaat verstrekken is er altijd sprake van ten minste één subsidieontvanger. Dat betekent dat het bij het verstrekken van vouchers telkens gaat om een subsidie in de zin van artikel 4:21 lid 1 van de Awb. Klik hier voor meer algemene informatie over de subsidiedefinitie. Welke partij de subsidieontvanger is, is afhankelijk van de wijze waarop de voucher-regeling is vormgegeven.
Kenmerkend voor de voucher is dat er niet slechts twee partijen betrokken zijn bij de subsidierelatie, zoals bij een klassieke subsidie, maar vrijwel altijd drie: de verstrekker van de voucher, de ontvanger en een derde partij waarbij de voucher door de ontvanger kan worden ingeleverd in ruil voor een dienst of activiteit. Vaak wordt de voucher-regeling zo vormgegeven dat de ontvanger een voucher uitsluitend kan inzetten bij organisaties die op voorhand door de overheid op een transparante wijze zijn geselecteerd. Op deze manier kan controle worden uitgeoefend op de activiteiten met het oog waarop de voucher wordt verleend. Het is echter ook mogelijk de voucher zo vorm te geven dat een ontvanger zelf een organisatie kan kiezen waarbij in ruil voor een voucher een door de overheid bepaalde dienst of activiteit kan worden afgenomen.
Op hoofdlijnen zijn er drie verschijningsvormen van de voucher te onderscheiden. Welke verschijningsvorm er wordt gekozen, heeft gevolgen voor het toepasselijk wettelijk kader en de wijze waarop de voucher-regeling (juridisch) moet worden vormgegeven. Zie voor een uitgebreide uiteenzetting van de verschillende verschijningsvormen, en bijbehorend wettelijke kader, juridische informatie. Hieronder wordt volstaan met een inleidende toelichting.
Verschijningsvorm 1
Bij voucher-regelingen uit de eerste verschijningsvorm bestaat er uitsluitend een subsidierelatie tussen het bestuursorgaan dat vouchers gaat verstrekken en de organisatie waarbij vouchers door aanvragers worden ingediend in ruil voor een dienst of activiteit. Op hoofdlijnen gaat het proces van voucher-verstrekking dan als volgt in zijn werk:
Stap 1: De aanvrager vraagt een voucher aan bij het bestuursorgaan. Na goedkeuring van de aanvraag wordt de voucher aan de aanvrager verstrekt.
Stap 2: De voucher wordt door de aanvrager overgedragen aan een organisatie in ruil voor een dienst of activiteit. Deze organisatie wordt ook wel ‘de verzilveraar’ genoemd. In ruil voor de voucher levert de verzilveraar een tegenpresatie aan de aanvrager.
Stap 3: In de laatste stap wordt de voucher door de verzilveraar weer overgedragen aan het bestuursorgaan. De voucher wordt ‘verzilverd’. In ruil voor de voucher vindt er een overdracht van publiek geld plaats tussen het bestuursorgaan en de verzilveraar van de voucher. De dienst of activiteit die door de verzilveraar aan de aanvrager van de voucher is geleverd, wordt op deze manier gefinancierd door het bestuursorgaan.
Verschijningsvorm 2
Ook bij voucher-regelingen uit de tweede verschijningsvorm heeft men te maken met een verzilveraar. Het verleningsproces vindt dus plaats aan de hand van dezelfde stappen die onder de eerste verschijningsvorm zijn beschreven. Wel is er sprake van één belangrijk verschil: niet alleen de verzilveraar van de voucher wordt aangewezen als subsidieontvanger, zoals bij verschijningsvorm 1, maar óók de aanvrager van de voucher. Zie voor meer informatie over de juridische vormgeving: Juridische informatie
Verschijningsvorm 3
Bij vouchers uit de derde verschijningsvorm bestaat er uitsluitend een subsidierelatie tussen het bestuursorgaan dat vouchers gaat verstrekken en de aanvrager van de voucher. De aanvrager van de voucher ontvangt - in tegenstelling tot de eerste twee verschijningsvormen - geen waarde document (voucher), dat kan worden ingeleverd bij een organisatie in ruil voor een dienst of activiteit, maar ontvangt direct een bijdrage van het bestuursorgaan in de vorm van een geldbedrag. De ontvanger van de voucher kan vervolgens zelf een opdrachtnemer inschakelen om de doelstellingen te realiseren met het oog waarop de voucher is verleend. De verstrekking van vouchers uit deze verschijningsvorm kent veel overeenkomsten met een klassieke subsidie. Van belang is echter dat bij de inzet van vouchers op voorhand organisaties worden aangewezen waarbij voucher ontvangers terecht kunnen voor het afnemen van een dienst of activiteit. Op deze manier wordt er toch een derde partij bij het proces van voucher-verstrekking betrokken. Daarnaast onderscheid de voucher zich van een klassieke subsidie door het gebonden karakter van de verstrekking. Zo kan de voucher vaak maar worden ingezet voor één specifiek product (en bij vooraf geselecteerde organisaties). Denk bijvoorbeeld aan het hierboven besproken voorbeeld van de scholingsvoucher. De voucher kan dan worden ingezet voor specifieke scholing bij een vooraf door de overheid geselecteerd onderwijsinstituut.